Een glucosemeter is een handig apparaat voor mensen met diabetes of voor iedereen die hun bloedsuikerspiegel moet monitoren. Het meten van de bloedsuikerspiegel is essentieel om een stabiele gezondheid te behouden en om complicaties te voorkomen. In dit artikel bespreken we stap voor stap hoe je een glucosemeter gebruikt, waar je op moet letten, en geven we enkele nuttige tips voor optimaal gebruik.
Stappenplan om een glucosemeter te gebruiken
Stap 1: Voorbereiding
Voordat je je bloedsuikerspiegel gaat meten, is het belangrijk om alles goed voor te bereiden. Zorg ervoor dat je een schone en droge plek hebt waar je de meting kunt uitvoeren. Verzamel alle benodigdheden die je nodig hebt:
- De glucosemeter
- Teststrips die geschikt zijn voor jouw glucosemeter
- Een prikpen (lancetapparaat) met een nieuwe lancet
- Alcoholdoekjes om je vinger schoon te maken
- Een logboek of een app om de resultaten bij te houden
Was je handen grondig met warm water en zeep. Dit helpt om vuil en resten van voedsel of suiker van je handen te verwijderen, wat anders tot onjuiste metingen kan leiden. Droog je handen goed af, want vocht kan de teststrips beschadigen of de meting beïnvloeden.
Stap 2: De teststrip plaatsen
Zet de glucosemeter aan volgens de instructies van de fabrikant. Plaats een nieuwe teststrip in de meter. Bij de meeste meters zal het apparaat automatisch opstarten zodra je de teststrip invoert. Controleer of de meter klaar is voor de meting; dit wordt meestal aangegeven met een symbool of een knipperend licht.
Stap 3: Prik in je vinger
Gebruik een lancet om een klein druppeltje bloed uit je vinger te verkrijgen. Kies een vinger voor de prik, bij voorkeur de zijkant van je vingertop, omdat dit minder pijnlijk is. Vermijd de duim en wijsvinger, omdat deze vingers vaak het meest worden gebruikt voor dagelijkse taken en daardoor gevoeliger kunnen zijn.
Masseer zachtjes de gekozen vinger om de bloedsomloop te stimuleren, zodat het gemakkelijker is om een druppel bloed te verkrijgen. Reinig het gebied met een alcoholdoekje en laat het drogen. Plaats de prikpen tegen de zijkant van je vingertop en druk op de knop om de naald te laten prikken.
Stap 4: Bloed op de teststrip aanbrengen
Nadat je een druppel bloed hebt verkregen, breng je deze voorzichtig aan op de teststrip. De meeste glucosemeters hebben een capillaire werking, wat betekent dat ze de bloeddruppel naar binnen zuigen zodra deze in contact komt met de strip. Zorg ervoor dat je voldoende bloed aanbrengt; te weinig bloed kan leiden tot een foutmelding of onjuiste resultaten.
Wacht een paar seconden tot de meter je bloedsuikerspiegel afleest. De meeste meters geven binnen vijf tot tien seconden een resultaat. Noteer het resultaat in je logboek of app, inclusief de datum, tijd en eventuele opmerkingen over hoe je je voelt of wat je hebt gegeten.
Stap 5: De gebruikte materialen opruimen
Na de meting is het belangrijk om de gebruikte materialen op een veilige manier op te ruimen. Gooi de gebruikte lancet in een geschikte naaldcontainer en de teststrip in een afgesloten afvalbak. Reinig de glucosemeter en het lancetapparaat regelmatig volgens de instructies van de fabrikant om de hygiëne te waarborgen.
Tips voor een nauwkeurige glucose meting
-
Kalibreer je meter regelmatig: Controleer of je glucosemeter goed is gekalibreerd volgens de aanwijzingen van de fabrikant. Dit helpt om nauwkeurige resultaten te garanderen.
-
Gebruik verse teststrips: Controleer de houdbaarheidsdatum van je teststrips en bewaar ze op een koele, droge plaats. Teststrips die over de datum zijn of verkeerd bewaard zijn, kunnen onbetrouwbare resultaten geven.
-
Meet op consistente tijden: Voor de meest nauwkeurige en vergelijkbare resultaten is het belangrijk om je bloedsuiker op vaste tijden te meten, bijvoorbeeld voor en na de maaltijd of voor het slapengaan.
-
Vermijd contaminatie: Zorg ervoor dat je handen volledig schoon en droog zijn voordat je de meting uitvoert. Restjes van voedsel of suiker op je handen kunnen de resultaten beïnvloeden.
Veelvoorkomende fouten en hoe deze te vermijden
Een van de meest voorkomende fouten is het niet gebruiken van voldoende bloed. Als de meter een foutmelding geeft of als je een resultaat krijgt dat afwijkt van wat je verwachtte, probeer het dan opnieuw met een nieuwe teststrip en een grotere druppel bloed. Andere veelvoorkomende fouten zijn het gebruik van verouderde teststrips, onvoldoende schoonmaken van de meter, of het prikken op een verkeerde plek.