Een glucosemeter is een essentieel hulpmiddel voor mensen met diabetes. Het biedt de mogelijkheid om de bloedsuikerspiegel regelmatig te controleren, wat cruciaal is voor een goed beheer van de aandoening. Helaas kunnen er bij het gebruik van een glucosemeter fouten worden gemaakt die de nauwkeurigheid van de metingen beïnvloeden. Hier zijn enkele veelvoorkomende fouten en tips om ze te vermijden.
1. Verkeerde teststrips gebruiken
Een van de meest voorkomende fouten bij het gebruik van een glucosemeter is het gebruik van verkeerde of verlopen teststrips. Elke glucosemeter is ontworpen om te werken met een specifiek type teststrip, en het gebruik van een ongeschikt type kan leiden tot onnauwkeurige resultaten. Daarnaast kunnen teststrips na hun vervaldatum minder betrouwbaar worden, omdat de chemische stoffen die worden gebruikt om de bloedsuikerspiegel te meten, na verloop van tijd kunnen afbreken.
Hoe te voorkomen: Controleer altijd de vervaldatum van de teststrips en zorg ervoor dat je de juiste strips voor jouw meter gebruikt. Bewaar de strips op een koele, droge plaats en vermijd blootstelling aan vocht of extreme temperaturen.
2. Onjuiste handhygiëne
Een andere veelvoorkomende fout is het niet wassen van de handen voordat je een bloedsuikermeting uitvoert. Vuil, etensresten of andere verontreinigingen op je vingers kunnen de meetresultaten beïnvloeden. Zelfs een kleine hoeveelheid suiker of andere stoffen op de huid kan de meting verhogen, wat leidt tot onnauwkeurige resultaten.
Hoe te voorkomen: Was je handen grondig met water en zeep en droog ze goed af voordat je een bloedsuikermeting uitvoert. Vermijd het gebruik van alcoholdoekjes, omdat ze de huid kunnen uitdrogen en de meting mogelijk beïnvloeden. Als je geen toegang hebt tot water, zorg er dan voor dat je minstens de eerste druppel bloed wegveegt voordat je de meting uitvoert.
3. Onvoldoende bloedmonster
Een van de meest frustrerende fouten is het verkrijgen van een te klein bloedmonster voor een nauwkeurige meting. Wanneer er niet genoeg bloed op de teststrip komt, kan de glucosemeter een foutmelding geven of een onnauwkeurig resultaat produceren.
Hoe te voorkomen: Zorg ervoor dat je handen warm en doorbloed zijn voordat je prikt. Masseer je vingers zachtjes om de bloedcirculatie te stimuleren. Gebruik een lancet van de juiste dikte en prik aan de zijkant van je vingertop voor een beter bloedmonster. Als je merkt dat je regelmatig problemen hebt met het verkrijgen van voldoende bloed, overweeg dan om een alternatieve prikplaats te gebruiken, zoals de palm of de onderarm, afhankelijk van de instructies van je meter.
4. Niet regelmatig kalibreren van de meter
Sommige glucosemeters vereisen dat je ze regelmatig kalibreert met een controlestof om ervoor te zorgen dat de metingen nauwkeurig blijven. Het niet uitvoeren van deze kalibratie kan leiden tot onnauwkeurige resultaten, wat het vertrouwen in je metingen vermindert.
Hoe te voorkomen: Lees de handleiding van je glucosemeter zorgvuldig door om te begrijpen hoe en wanneer je de meter moet kalibreren. Voer regelmatig een controletest uit met de aanbevolen vloeistof en volg de instructies van de fabrikant op.
5. Verkeerde bewaaromstandigheden voor de meter en strips
Bewaaromstandigheden kunnen een grote invloed hebben op de werking van de glucosemeter en de teststrips. Blootstelling aan extreme temperaturen, vocht of direct zonlicht kan de nauwkeurigheid van je metingen verminderen.
Hoe te voorkomen: Bewaar je glucosemeter en teststrips op een koele, droge plaats, weg van direct zonlicht. Vermijd het bewaren van de strips in de badkamer of keuken, waar vocht en temperatuurwisselingen vaak voorkomen.
6. Niet letten op symptomen bij afwijkende metingen
Veel mensen vertrouwen blindelings op hun glucosemeter zonder rekening te houden met hun symptomen. Soms geeft de meter een afwijkend resultaat dat niet overeenkomt met hoe je je voelt, zoals een zeer hoge of lage waarde zonder dat je symptomen van een hypo- of hyperglykemie hebt.
Hoe te voorkomen: Als een meting onverwacht hoog of laag is, herhaal de test dan na het wassen van je handen en met een nieuwe teststrip. Als je nog steeds een afwijkend resultaat krijgt, maar geen symptomen ervaart, neem dan contact op met je zorgverlener voor advies.
7. Gebrek aan consistentie bij het meten
Veel mensen maken de fout om hun bloedsuikerspiegel niet op vaste tijden te meten. Dit maakt het moeilijk om patronen te herkennen en je diabetes effectief te beheren.
Hoe te voorkomen: Stel een routine in voor je metingen, zoals vóór de maaltijden en voor het slapen gaan. Houd een dagboek bij waarin je de meetresultaten en de tijden noteert, zodat je veranderingen in je bloedsuikerspiegel beter kunt volgen.
Conclusie
Een glucosemeter is een waardevol hulpmiddel voor het beheren van diabetes, maar alleen als het correct wordt gebruikt. Door aandacht te besteden aan de juiste procedures, kalibratie, opslag en hygiëne, kun je veelvoorkomende fouten vermijden en zorgen voor betrouwbare meetresultaten. Dit helpt je om je gezondheid beter te beheren en complicaties te voorkomen.